"Ik zwem graag tegen de stroom in"
Ervaringsbericht van Jirsi Reinders, die in 2013-2014 in Greifswald studeerde.
"Waar? Greifswald?"
"Ja, Greifswald. In de buurt van Stralsund. Doorrijden na Rostock, aan de Oostzee."
In mijn directe omgeving had niemand eerder van Greifswald gehoord. Waren Dresden, Leipzig en Magdeburg Oost-Duitse steden die nog een belletje deden rinkelen, zo onbekend was de Hanzestad Greifswald. Ik zou hier vijf maanden verblijven om geschiedenis te studeren aan de universiteit.
De relatieve onbekendheid van Greifswald vormde voor mij op zich al een motief om er mijn buitenlandsemester door te brengen – ik zwem graag tegen de stroom in. Greifswald heeft bovendien twee unieke leerstoelen: Hanzegeschiedenis en Noordse geschiedenis. Voor mij als masterstudent Maritieme Geschiedenis waren dit twee zeer interessante vakgebieden, aangezien ik mij al enige jaren bezighoud met de Nederlandse aanwezigheid in het Oostzeegebied. De handel in dit gebied was gedurende de Vroegmoderne Tijd de meest omvangrijke handel van de Nederlandse Republiek en wordt daarom ook wel de moedernegotie genoemd, de moeder aller handel. Aan deze Oostzeehandel wordt in Nederland relatief gezien weinig aandacht besteed, en dit vormde voor mij een belangrijke reden om naar Greifswald te gaan. Daarnaast was ik al een tijdje gefascineerd door de geschiedenis van Noord-Duitsland.
Toen ik eind september met de auto de arbeiderswijken van Greifswald binnenreed vol met Plattenbau hoopte ik nog dat het navigatiesysteem verkeerd was ingesteld, maar er was geen ontkomen aan: midden in een van deze voormalige DDR-modelwijken had ik negen vierkante meter tot mijn beschikking gekregen waar ik mij de komende maanden moest redden. Gelukkig is in Greifswald sinds de val van de Muur de infrastructuur richting de oude stad flink verbeterd en de stad weer in oude luister hersteld. De oude stad met tal van zeer fraaie laatgotische bakstenen gebouwen straalt weer de allure uit van de Hanzestad Greifswald van weleer. Ook de gebouwen uit de Zwedentijd en de negentiende-eeuwse universiteitsgebouwen getuigen van de gloriedagen van de stad aan de rivier Ryck.
De begeleiding vanuit de Ernst-Moritz-Arndt-Universität Greifswald was bij aankomst perfect geregeld middels een mentor die we kregen aangewezen, verschillende activiteiten voor Erasmus- en andere internationale studenten en een intensief Sprachkursprogramm. Halverwege oktober begonnen de colleges, die tot eind januari duurden. Ik had een mooi programma van verschillende seminars en hoorcolleges samengesteld, dat hoofdzakelijk de Duitse, Deense en Zweedse geschiedenis in het Oostzeegebied in de late Middeleeuwen en de Vroegmoderne Tijd omvatte.
Tijdens mijn verblijf koos ik er bewust voor om veel op te trekken met Duitse studenten, aangezien ik van hen verwachtte het meest te kunnen leren op het gebied van de Duitse taal, geschiedenis en cultuur. De andere Europese en internationale studenten sprak ik veelal bij de voor ons georganiseerde activiteiten. De meeste studenten in Greifswald komen uit de Oost-Duitse deelstaten. Die waren doorgaans no-nonsense ingesteld, en mijn Hollandse nuchterheid en directheid werden er na enige gewenning toch zeer gewaardeerd (overigens ook door de docenten). In de weekenden maakte ik van de gelegenheid gebruik om alleen of met een van mijn Duitse of internationale vrienden de vele Hanzesteden in Noord-Duitsland te bezoeken om zo mijn historische interesse verder te prikkelen. Er ging daarbij een wereld voor me open, waarin de Hanze, de Zweedse Oostzeeheerschappij, de Tweede Wereldoorlog en de DDR een prominente rol speelden.
De vijf maanden zijn omgevlogen. Het ritme van college- en bibliotheekbezoeken, tussen de middag eten in de mensa en tussendoor koffiedrinken met vrienden, maakte dat de dagen zich aaneenregen. Lange dagen kon ik ook maken op de oude en nieuwe campus, omdat ik niet hoefde te werken. Door de toekenning van zowel een Erasmusbeurs als een DIA-Stipendium kon ik goed in mijn levensonderhoud voorzien. Dat was erg fijn, want daardoor kon ik mijn tijd in Greifswald optimaal te benutten. Ondanks dat Duitsland te boek staat als een bureaucratisch land heb ik mij overal moeiteloos voor kunnen in- en uitschrijven en waren de mensen die mij daarbij begeleidden enorm behulpzaam. De medewerkers van het Studentenwerk hebben ervoor gezorgd dat huisvesting en eten gemakkelijk en betaalbaar te verkrijgen waren.
Ik heb veel gezien van de omgeving. De natuur en de Hanzesteden zijn het bezoeken meer dan waard. Ook zijn er verscheidene goede musea en parken in Mecklenburg-Vorpommern. Daarnaast is overal duidelijk te zien hoe hard er wordt gewerkt aan het herstel van dit Bundesland, dat nog altijd de littekens van de DDR-tijd vertoont. De investeringen in kunst, cultuur en toerisme van de afgelopen twee decennia hebben duidelijk hun vruchten afgeworpen, maar het is nog altijd work in progress.
De verschillen tussen universitair onderwijs in Greifswald en Leiden zijn op sommige punten groot. De meeste Duitse studenten spraken en lazen bijvoorbeeld beperkt Engels en de onderwijsvormen waren niet erg interactief. Actieve participatie werd van de studenten nauwelijks verwacht en er was weinig ruimte voor discussies en eigen bijdragen van studenten. In dat opzicht was het onderwijs vrij klassiek, maar daar staat tegenover dat het degelijk was en zich niet liet meeslepen door modieuze wetenschappelijke ontwikkelingen. Een ander groot verschil was de zeer beperkte kennis van de studenten. De meeste Duitse studenten doen twee studies tegelijk en de scheiding tussen bachelor en master wordt in Duitsland nog niet streng gehanteerd, waardoor het kon voorkomen dat in een seminar over de Duitse Orden tweedejaars studenten aanwezig konden zijn die basiskennis over het Heilige Roomse Rijk mistten.
Ondanks deze kritische noot heb ik gedurende mijn verblijf in Greifswald onnoemelijk veel geleerd, ook over mezelf en over praktische zaken aangaande de Duitse taal en cultuur. Meer specifiek ben ik tevreden over de kennis die ik heb opgedaan over Middeleeuwse geschiedenis, Hanzegeschiedenis en de geschiedenis van het Oostzeegebied. Dit zijn allemaal vakgebieden waarin de Nederlanders in het verleden een zeer grote rol hebben gespeeld en waarvoor naar mijn idee veel te weinig belangstelling in Nederland is. De hoogleraren van de Ernst-Moritz-Arndt-Universität proberen deze erfenis in leven te houden. De universiteit is op het gebied van de humaniora in algemene zin zeer interessant voor Nederlandse studenten – ook voor Scandinavische en Slavische talen biedt de universiteit in Greifswald veel mogelijkheden. En dan heb ik nog niet eens de geneeskundige en tandheelkundige opleidingen genoemd, die samen met die van de Charité in Berlijn en de Universiteit Heidelberg te boek staan als de beste opleidingen in heel Duitsland.
Nu ik weer terug ben in Nederland ga ik eerst mijn masterscriptie, die deels over de Nederlandse activiteiten in het Oostzeegebied in de zeventiende eeuw gaat, afronden. Het liefst zou ik in de toekomst werkzaam zijn als conservator in een van de vele (maritieme) musea die Nederland rijk is, of op een andere manier voor een breder publiek kleur geven aan het (maritieme) verleden van Nederland. Daarbij is ook de vertaalslag naar Duitsland erg interessant; ons verleden hangt nauw samen met de Duitse geschiedenis. In dat opzicht zou in de toekomst een promotie op een Nederlands-Duits historisch onderwerp uit de vroegmoderne tijd of een baan in de Duitse maritiem-historische sector ook interessant kunnen zijn.